They're eating apples. - Ze zijn appels aan het eten.
They're eating apples.
Ze zijn appels aan het eten.
He's eating an apple. - Hij is een appel aan het eten.
He's eating an apple.
Hij is een appel aan het eten.
Akşam yemeğinden sonra Japonca çalıştı. - Na het eten studeerde ze Japans.
Akşam yemeğinden sonra Japonca çalıştı.
Na het eten studeerde ze Japans.
Yemek yarım saat sonra hazır. - Het eten is over een half uur klaar.
Yemek yarım saat sonra hazır.
Het eten is over een half uur klaar.