That is why I am angry with him. - Daarom ben ik boos op hem.
That is why I am angry with him.
Daarom ben ik boos op hem.
He was angry with her. - Hij was boos op haar.
He was angry with her.
Hij was boos op haar.
Why would I be mad at you? - Waarom zou ik boos op je zijn?
Why would I be mad at you?
Waarom zou ik boos op je zijn?
I thought you were mad at him. - Ik dacht dat je boos op hem was.
I thought you were mad at him.
Ik dacht dat je boos op hem was.