He took out a piece of chalk. - Hij nam een stuk krijt.
He took out a piece of chalk.
Hij nam een stuk krijt.
Put a piece of cake aside for me. I have to go. - Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
Put a piece of cake aside for me. I have to go.
Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.